Aandacht voor plasticsoep discutabel: ‘Schade op land en in rivieren is veel groter’
Er is veel aandacht voor het terugdringen van plasticsoep in zee, terwijl maar 2 procent van al het plastic zwerafval in zee terechtkomt. Het overgrote deel van het zwerfafval ligt in rivieren en op land. “De schade op land en in rivieren is waarschijnlijk vele malen groter dan op zee”, zegt onderzoeker Tim van Emmerik.
De Noordelijke Grote Oceaan, tussen Hawaii en de Amerikaanse westkust, is het meest vervuilde stukje oceaan. Als je dat vergelijkt met een gemiddelde rivieroever, is de rivier 200 keer zo vervuild. Van Emmerik: “Dan hebben we het over Nederlandse rivieren. In andere landen kun je je voorstellen dat ze nog vele malen vervuilder zijn.”
Van Emmerik is onderzoeker en universitair docent bij de leerstoelgroep Hydrologie en Kwantitatief Waterbeheer bij de Wageningen Universiteit.
Nog veel onduidelijk
Dat plastic een probleem vormt, valt niet te ontkennen. Harmen Spek van de Plastic Soup Foundation legt uit wat er met plastic gebeurt. “We hebben geen idee of plastic ooit echt kan vergaan en wat er gebeurt als plastic vergaat. Wel weten we dat het zeker 50 jaar kan duren voordat het uiteindelijk afbrokkelt in microplastics. En dit fragmenteert op zijn plaats weer in nanoplastics. Op molecuulniveau is het bijna niet kapot te krijgen.”
Organisaties zoals de Plastic Soup Foundation krijgen veel aandacht. De focus van de Foundation ligt echter op plastic afval in zee, dat ook wel de plasticsoep genoemd wordt. Terwijl, zegt Van Emmerik, op mondiaal niveau minder dan 2 procent naar de zee gaat en 98 procent blijft hangen in rivieren en omstreken (rivieroevers, planten en de mond van de rivier). De onderzoeker benadrukt het belang om te weten waar plastic blijft hangen. Dit om te zorgen dat het opgeruimd wordt en het geen nieuwe bron van microplastics wordt. “Hoe meer we kunnen meten, hoe meer we zien dat het naar de rivieren stroomt”, aldus van Emmerik.
Volgens Spek zitten deze microplastics inmiddels al in de onderste laag van onze voedselketen, omdat dieren de microplastics opnemen in hun lichaam. Wanneer zij zelf worden gegeten, worden die microplastics tegelijk geconsumeerd. Dit proces heet ‘trofische overdracht’ van microplastics. Aangezien het ene dier het andere eet, kunnen microplastics zich door de voedselketen verplaatsen. Nu blijkt uit onderzoek dat microplastics ook ontdekt zijn in dieren- en mensenbloed. “En waarschijnlijk nog in veel meer dingen die nog niet onderzocht zijn”, aldus Spek. Wat voor effecten dit heeft op onze gezondheid, is nog onbekend.
Omvang van probleem
Wereldwijd komt hooguit 10 procent van het zwerfafval in zee terecht. Dit betreft locaties dichtbij zee of plekken waar de afvalinfrastructuur niet goed is. Op plaatsen waar hier geen sprake van is, zoals Europa (denk aan de Rijn of de Maas), is 2 procent hoogstwaarschijnlijk nog een overschatting. In Nederland is het misschien zelfs nog minder. Plastic afval in zee draagt dus bij aan de schade, maar je kunt je afvragen of de hoeveelheid aandacht voor dit probleem terecht is.
Milieu Centraal schrijft dat er in Nederland naar schatting tussen de 35 en 140 miljoen kilo zwerfafval per jaar op straat of in het groen belandt. Volgens de stichting kan plastic zwerfafval door de wind of via rivieren in zee terechtkomen en daar de plasticsoep verergeren. Van Emmerik beweert dat 140 miljoen kilo een overdreven schatting is. “Dit zou betekenen dat er per dag 4 tot 5 voorwerpen per persoon op straat worden gegooid”, aldus de onderzoeker.
Hij vertelt geen bewijs te hebben dat plastic vanuit rivieren de zee instroomt, omdat er nog geen onderzoek naar gedaan is. “Riviermondingen zijn hele complexe systemen”, zegt van Emmerik. “De stroming kan twee keer per dag veranderen in rivieren. En zo kan het plastic dus ook twee kanten op gaan. De hoeveelheid van zwerfafval uit rivieren die in de zee terechtkomt is daarom erg laag, want door die stromingen kan het zwerfafval heel lang in de rivier blijven stromen en hangen.”
Discutabel uitgangspunt
Noordzeeloket, een website met overheidsinformatie over de Noordzee, schrijft dat er mondiaal gezien vanuit wordt gegaan dat 80 procent van het afval in zee van het land komt. Voor de Noordzee lijkt dit percentage lager te liggen. Monitoring van strandafval op de Nederlandse stranden laat zien dat 44% afkomstig is van bronnen op zee (scheepvaart/visserij), 30% van land (vooral strandtoerisme) en 26% onbekend is. Driekwart van het afval is plastic, zowel grotere stukken plastic als ook microplastic.
Van Emmerik geeft aan het loket als betrouwbare bron te zien met nauwkeurige percentages. Desondanks vermeld hij dat het 80 procent uitgangspunt niet verifieerbaar is omdat er geen onderzoek is om dit te ondersteunen. “In 2002 is dit ooit gepitcht door een onderzoeker en daarna is dit nooit meer gecontroleerd. Het valt niet te checken”. Echter bevestigt de onderzoeker dat zwerfafval inderdaad vooral uit plastic bestaat. “We meten al het zwerfafval, maar 80 tot 90 procent bestaat uit plastic afval.”
Het loket schrijft daarnaast dat voor het terugdringen van zwerfafval in zee de aanpak van zwerfafval in rivierstroomgebieden een belangrijk aangrijpingspunt is. Van Emmerik merkt op dat ook hier weer alles vanuit het punt van de zee is genomen. Op het strand ligt veel plastic maar een groot gedeelte komt van land. Bovendien is ‘zwerfafval in zee’ volgens de onderzoeker een te breed begrip. “Doelen ze op afval dat op zee drijft, afval wat op stranden ligt of beide?”
Conclusie
Plastic afval in zee draagt bij aan het probleem, maar je kunt je afvragen of de hoeveelheid aandacht voor dit probleem terecht is. “De schade op land en in rivieren is waarschijnlijk vele malen groter dan op zee. We moeten echt onze ogen gaan openen voor het terugdringen van afval in rivieren en op land”, aldus Van Emmerik.
Kopfoto: Wageningen University & Research
Gerelateerde factchecks uit de categorie ‘Planeet‘