Factcheck: ‘Nederland is kampioen privatiseren’

Factcheck: ‘Nederland is kampioen privatiseren’

8 november 2017 1 Door Riffy Bol

‘Wij zijn kampioen privatiseren. We doen het nog erger dan Amerika, zelfs. Die hebben nog een aantal energiebedrijven in staatshanden. [Die] hebben wij ook allemaal ge-outsourced.’ Zo sprak Tom de Ket, deel van theatergroep De Verleiders, op 24 oktober in Tijd voor MAX (op 28.04). Is Nederland inderdaad het meest geprivatiseerde land ter wereld?

De Ket deed zijn uitspraak in het kader van de voorstelling Stem kwijt, een show over de uitwassen van globalisering, neoliberalisme en multinationals. Vooral zijn uitspraak over de privatisering van energiebedrijven is hoogst actueel: van Eneco, het laatste grote Nederlandse energiebedrijf in publieke handen, wordt driekwart van de aandelen definitief verkocht door gemeenten.

De verkoop van Eneco volgt op die van concurrenten Essent (aan het Duitse RWE) en Nuon (aan het Zweedse Vattenfall). Ook de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), die naar gas boort in Groningen, is in private handen: olie- en gasbedrijven Shell en ExxonMobil bezitten ieder de helft van de aandelen. GasTerra, de grootste afnemer van gas bij de NAM, is ook weer slechts voor 50 procent in handen van de Nederlandse Staat.

Drie vormen

Privatisering kun je op drie manieren zien:

1. Wanneer de Nederlandse overheid een bepaalde dienst of bedrijf volledig afstoot (privatisering);
2. Wanneer zij een aandeel behoudt (staatsdeelneming);
3. Wanneer een tak die overheidsdiensten levert, zelfstandig functioneert (zelfstandig bestuursorgaan, zbo).

Overheid

De eerste vorm vond bijvoorbeeld plaats bij het oude Staatsbedrijf der Posterijen, beter bekend als PTT. In 1989 werd dat opgesplitst in wat nu telecomaanbieder KPN en postbedrijf PostNL zijn. In het rapport Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid noemt politicoloog Bart Stellinga nog een paar voorbeelden van Nederlandse privatisering: chemieconcern DSM, Hoogovens, de Postbank, de Nationale Investeringsbank, ict-bedrijf PinkRoccade en uitgeverij Sdu.

Staatsdeelname

De tweede vorm is dus de staatsdeelneming. Daarbij heeft de Nederlandse Staat aandelen in een bedrijf of dienst, variërend van een miniem aantal tot álle aandelen. De Rijksoverheid spreekt van 34 staatsdeelnemingen, waaronder in het Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, de Nederlandse Spoorwegen (NS), de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM), luchthaven Schiphol en de Staatsloterij. Ook in de banken ABN AMRO, SNS en ASR heeft de overheid financiële belangen.

Verzelfstandigen

De verzelfstandiging van overheidsdiensten is in mindere mate een vorm van privatisering. Een zogeheten zelfstandig bestuursorgaan (zbo) is wél onderdeel van de Rijksoverheid, maar valt niet onder een ministerie. Voorbeelden hiervan zijn de Kamer van Koophandel, (KvK, het register voor Nederlandse bedrijven), de Sociale Verzekeringsbank (SVB, die onder meer persoonsgebonden budgetten uitkeert) en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR, de instantie waar je je rijbewijs haalt).

Dan heb je nog het geval ‘rechtspersonen met een wettelijke taak’ (rwt). Ook dit is een instantie die niet onder het gezag van de overheid valt, maar wel een overheidstaak uitvoert. Deze zijn zo uiteenlopend als het volgende lijstje: de universiteit van Wageningen, Staatsbosbeheer, het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, de Kansspelautoriteit en de NOS.

Hoe zit het met zorgverzekeringen?

Een veelvoorkomende misvatting is dat ook het ziekenfonds van oudsher een overheidsinstantie was. In 2006 werd de Zorgverzekeringswet afgeschaft, waardoor marktwerking in de zorg een feit werd. Nederlanders moesten zich voortaan verzekeren bij een particuliere zorgverzekeraar en konden ieder jaar overstappen.

In tegenstelling tot wat politieke partijen als de SP nog weleens willen uitdragen, is de ziektekostenverzekering in Nederland ‘heel lang een louter private aangelegenheid geweest’, schreef minister van Volksgezondheid Hans Hoogervorst in een memorie van toelichting. ‘Vanaf het begin van de 20e eeuw zijn diverse pogingen gedaan de ziektekostenverzekering wettelijk te regelen, maar tot 1941 zijn alle pogingen daartoe steeds mislukt.’

1280px-elisabeth_ziekenhuis

Het St. Elisabeth-ziekenhuis in Tilburg. Foto: Ron Maijen/Wikimedia Commons (GNU Free Documentation License)

Hoogervorst gaat verder: ‘Nederland kende tot dat jaar een stelsel van private ziekenfondsen. Naar burgerlijk recht waren ziekenfondsen – overwegend – onderlinge waarborgmaatschappijen. Individuen konden vrijwillig lid worden van een ziekenfonds.’ Pas in 1986 werd het voor Nederlanders verplicht om zich te verzekeren – hetgeen dus twintig jaar later voortaan met stevige marktwerking gepaard zou gaan.

Andere landen

Goed, bovenstaand dus de stand van privatisering in Nederland. Het is nogal een klus om daar 194 andere landen naast te zetten ter vergelijking. De Wereldbank zet in ieder geval alle ontwikkelingslanden op een rij met al hun privatiseringsperikelen tussen 2000 en 2008. Meest in het oog springend zijn China, Georgië, Nigeria, Polen en Servië.

China deed vooral elektriciteitscentrales, gasbedrijven en waterzuiveringsinstallaties van de hand; Georgië verkoopt massaal bouwbedrijven en infrastructuur; Nigeria biedt met name hotels en havens aan; Polen verpatst onder meer elektriciteitscentrales; en Servië slijt en aantal banken en telecomlicenties.

Ga je verder terug in de tijd – de jaren negentig – dan zijn de naweeën van de ineenstorting van de Sovjet-Unie duidelijk zichtbaar in de Wereldbank-data. Hongarije privatiseerde maar liefst duizend (!) keer:

103 miljard dollar

Ook voor de ontwikkelde landen zijn er genoeg gegevens beschikbaar om een oordeel te vellen. De OESO, het samenwerkingsverband van rijke landen, verzamelde allerlei data over privatiseringen tussen 2000 en 2007. In die periode werd naar schatting voor 487 miljard dollar aan bedrijven en diensten geprivatiseerd door de 35 aangesloten landen. De grootste tranche werd in 2005 door de betreffende overheden afgestoten: voor in totaal 103 miljard dollar.

Trio

De grootste verkopers zijn Frankrijk, Italië en Duitsland, aldus de OESO. Dat trio verdiende met 233 miljard dollar bijna de helft van de totale opbrengsten van alle OESO-landen uit privatiseringen. Ook Japan, Turkije en Australië deden in de eerste jaren van de 21ste eeuw veel aan privatisering. Gekeken naar de privatisering per land naar de grootte van zijn economie, komen Slowakije (14 procent) en Tsjechië (9 procent) als ‘winnaars’ uit de bus.

Wat verkopen landen dan zoal aan de private sector? De OESO zag vooral afstotingen in telecom (31 procent), transport (19 procent), nutsbedrijven (17 procent), financiële sector (15 procent) en industrie (10 procent).

Nederland

Maar waar staat Nederland in de OESO-ranglijst? Met 23,1 miljard dollar aan opbrengsten uit privatiseringen tussen 2000 en 2007 staat Nederland zesde van de OESO-landen, achter Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan en Turkije.

In het boek The Political Economy of Privatization in Rich Democracies verzamelden Herbert Obinger, Carina Schmitt en Stefan Traub de privatiseringsgegevens van EU-landen voor de periode 2008-2013. In die laatste vijf jaren privatiseerde Nederland slechts een equivalent van 0,37 procent van zijn bbp. Ter illustratie: in Portugal en Ierland lag dat percentage vijf keer zo hoog. Ook saillant: tussen 2008 en 2012 nationaliseerde Nederland juist voor 57,8 miljard dollar, waarmee het vierde staat op de wereldranglijst (voor de liefhebbers: we blijven alleen achter bij Ierland, Griekenland en België).

Tellen we de data van de OESO en het laatstgenoemde onderzoek bij elkaar op, dan ontstaat de volgende grafiek:

 

In de jaren na de financiële crisis is Nederland dus verder weggezakt in de privatiseringsranglijst: het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben ons land ingehaald.

En Amerika dan?

Tom de Ket van theatergroep De Verleiders vergeleek de mate van privatisering in Nederland met de Verenigde Staten. In het hierboven genoemde boek komt meteen een interessant gegeven naar voren. Geen enkel land nationaliseerde – het tegenovergestelde van privatiseren – zoveel als de Verenigde Staten: ruim 569 miljard dollar gaf het land uit aan bedrijven en diensten om die weer onder te brengen bij de overheid.

Een belangrijke bron om de Amerikaanse opbrengsten uit privatisering in te zien, is de Privatization Barometer. Dit is een database van de Italiaanse non-profitorganisatie Fondazione Eni Enrico Mattei, die elk jaar wordt bijgewerkt in samenwerking met accountancyfirma KPMG, de OESO en de Wereldbank.

Daarin stonden de VS de afgelopen respectievelijk eerste (2010), derde (2011), eerste (2012), elfde (2013), zevende (2014) en zesde (2015). Nederland komt daar niet bij in de buurt: alleen in 2014 en 2015 stond Nederland in EU-verband op de zevende respectievelijk vierde plek, met 5,29 miljard respectievelijk 6,21 miljard dollar aan verdiend privatiseringsgeld.

 

Maar de privatiseringen van de VS vallen in het niet bij die van China, blijkt uit de cijfers van de Privatization Barometer: met 158,4 miljard dollar in 2015 en 148 miljard in 2016 vertegenwoordigt de Chinese overheid meer dan de helft van de wereldwijde staatsuitverkopen.

Conclusie

De claim is onwaar. Nederland is op verschillende fronten kampioen: Europees kampioen vrouwenvoetbal, Nederlands kampioen langste regeringsformatie, wereldwijd kampioen belastingontwijking faciliteren voor Amerikaanse multinationals. Maar op het vlak van privatisering spant Nederland allesbehalve de kroon.

Na de val van de Sovjet-Unie sloegen een hoop nieuwgevormde landen aan het privatiseren – met Hongarije als onbetwiste ‘koning’. In de 21ste eeuw privatiseren Frankrijk, Italië, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden meer dan Nederland. Hetzelfde geldt voor de Verenigde Staten. En door meer dan de helft van alle wereldwijde privatiseringsopbrengsten naar zich toe te trekken, is niet Nederland, maar China kampioen privatiseren. We beoordelen de uitspraak van Tom de Ket van De Verleiders als onwaar.