Factcheck: ‘Vrouwelijke wetenschappers moeten 2,5 keer meer publiceren om te promoveren’
Het aantal vrouwen overstijgt inmiddels de hoeveelheid mannen in het wetenschappelijk onderwijs. Dus zou het logisch zijn als vrouwen ook meer posities verwerven in het academische leven ná hun studie – bijvoorbeeld door te promoveren. Maar dat valt niet mee voor vrouwen: zij moeten tweeënhalf keer zo veel publiceren om aanspraak te maken op promotie, tekende Selma Ablak van vrouwenorganisatie Platform ZijN op tijdens de uitreiking van de Joke Smitprijs. Is dit waar?
Het getal 2,5 is terug te vinden in het boek Faculty Diversity: Removing the Barriers van diversiteitsonderzoeker JoAnn Moody, over genderongelijkheid op universiteiten. Moody haalt een studie aan over de Zweedse Onderzoeksraad. Daaruit bleek dat peer-reviewers (wetenschappers die artikelen van vakgenoten beoordelen) vrouwen slechter beoordeelden dan mannen, zelfs als zij precies dezelfde wetenschappelijke kwaliteiten hadden.
Seksismekloof
Om die ‘seksismekloof’ te overbruggen, werden vrouwen die wilden promoveren geacht om drie extra papers te schrijven voor zogeheten ‘high-impact journals’ als Nature en Science. Het alternatief was het opstellen van twintig artikelen voor ‘excellente maar minder prestigieuze’ wetenschappelijke tijdschriften, aldus Moody.
Een uitlegvideo over het belang van de ‘impact factor’ in de wetenschap.
Blind review
De oorspronkelijke studie werd in 1997 verricht door de Zweedse academici Christine Wenneras en Agnes Wold (en kwam ironisch genoeg in Nature terecht). Hun werk had grote impact: wetenschappers gingen hun werk zonder naamsvermelding opsturen – een ‘blind review’. Het resultaat? Ineens maakte was bijna de helft van de promotiekandidaten in Zweden een vrouw, noteert Moody in Faculty Diversity.
Christine Wenneras vertelde twee jaar geleden op een Brussels congres meer over haar studie met collega Agnes Wold.
Klopt het getal 2,5 ook nu nog?
Maar geldt de factor 2,5 nu nog steeds voor vrouwen die in de wetenschap hogerop willen komen? In 2011 bogen de psychologen Stephen Ceci en Wendy Williams zich opnieuw over deze kwestie. Ze merkten allereerst op dat het aantal vrouwen met hoge posities in de academische wereld sinds 1970 gigantisch is gegroeid: In 2011 ging:
- De helft van de mastergraden en 52 procent van de promoties in de levenswetenschappen naar vrouwen;
- 57 procent van de PhD’s in de sociale wetenschappen was een vrouw;
- Bij psychologen was dat 71 procent;
- En voor dierenartsen zelfs 77 procent.
Alleen in wiskundige disciplines blijven vrouwen achter, constateren Ceci en Williams: in de honderd best aangeschreven Amerikaanse universiteiten was minder dan 10 procent van de hoogleraren vrouw in die vakken.
Geen negatieve bias
Hoe komt dit? Volgens de twee psychologen speelt seksediscriminatie door een door mannen gedomineerde wereld een te verwaarlozen rol. Dit wordt gestaafd door onderzoek van Robert Whittaker van de Universiteit van Oxford. Na het analyseren van 1.140 wetenschappelijke manuscripten vond hij geen negatieve bias tegenover vrouwen. Een vergelijkbaar onderzoek naar ecologische studies had hetzelfde resultaat.
Parttime
Dat vrouwen moeilijker promoveren, lijkt in de woorden van Ceci en Williams eerder te komen doordat vrouwen vaker parttime werken en lesgeven, en dus minder tijd hebben om veel papers te schrijven om voor promotie in aanmerking te komen. Aan hun productiviteit ten opzichte van mannen ligt het in ieder geval niet: als je corrigeert voor bovenstaande factoren, werken mannelijke en vrouwelijke wetenschappers ongeveer even hard, aldus Yu Xie (University of Michigan) en Kimberlee Shauman (University of California, Davis).
Toeval
De claim dat vrouwen 2,5 keer zoveel papers moeten publiceren om te mogen promoveren, lijkt vooral een toevalstreffer als je kijkt naar ander onderzoek. Ceci en Williams sommen op dat instanties die wetenschappelijke beurzen uitkeren in Europa en Noord-Amerika de gender gap niet aantroffen; en dat een analyse van bijna 3.000 fondsaanvragen in de jaren negentig dit ook niet heeft gevonden.
Sterker nog: uit dat laatste onderzoek blijkt dat vrouwen al na de publicatie van gemiddeld 11,2 papers een beurs kregen toegewezen; mannen pas bij gemiddeld 13,8 papers. Bij zogeheten senior research fellowships mochten vrouwelijke wetenschappers na 11,8 papers aan de slag, mannen pas na 14,3 publicaties.
Conclusie
Dat vrouwen, ondanks dat zij inmiddels op talloze universiteiten in de meerderheid zijn, op hogere (latere) posities zijn ondervertegenwoordigd, is wel duidelijk. Met name in de wiskundige disciplines lopen nog veel meer mannelijke dan vrouwelijke wetenschappers rond. Maar de bewering dat vrouwen 2,5 keer meer papers gepubliceerd moeten krijgen dan mannen om te kunnen promoveren, kunnen we met de kennis van bovenstaande studies als onwaar aanmerken.